Personage:
Professor Jean Kabuta werd als kleine koorknaap naar Brussel gevlogen om te zingen op de Expo ’58. Een onvergetelijke ervaring. Hij werd opgemerkt en keerde later terug naar een Belgische gastfamilie.
Expo 58
Tussen 17 april en 19 oktober 1958 bezochten meer dan tweeënveertig miljoen mensen de wereldtentoonstelling Expo 58 op de Heizelvlakte in Brussel. De tentoonstelling was de grootste georganiseerde manifestatie in de Belgische geschiedenis. Het bezoekersaantal overtrof alle verwachtingen. Eén op de vier bezoekers kwam vanuit het buitenland naar België om die toch wel speciale tentoonstelling te bezoeken. Nooit eerder verbleven zo veel buitenlanders tegelijkertijd in ons kleine Belgenland.
Omdat België een sterk geïndustrialiseerd land was, trok het handelaars van over de hele wereld aan die geïnteresseerd waren in nieuwe markten en nieuwe technologieën. Tussen 1885 en 1938 vonden maar liefst elf wereldexposities plaats in ons land. De expositie in 1958 was een triomfantelijke lofzang op een nieuw, naoorlogs tijdperk dat garant moest staan voor een ongebreideld geloof in vrijheid en vooruitgang. De bezoekers maakten op de tentoonstelling kennis met allerlei nieuwe producten zoals Coca Cola, softijs en expobrood. Er heerste een grenzeloos optimisme, een nieuwe toekomst lachte de maatschappij breed toe. Het feit dat de zomer van 1958 lang en warm was, zette het succes nog meer in de verf. Deze expo overtrof alle voorgaande en bevond zich op een kantelmoment tussen twee maatschappijen. Enerzijds maakte deze expo komaf met de povere oorlogsjaren en stond ze symbool voor een succesvolle heropbouw. Anderzijds lachte ze een ongebreidelde en, wat later pas zou blijken, complexe consumptiemaatschappij toe.
In zijn openingsrede stelde burgemeester van Brussel en voorzitter van het uitvoerend comité van de wereldtentoonstelling Lucien Cooremans de Expo voor als de voorbode van allerlei revolutionaire en creatieve ontwikkelingen. Koning Boudewijn opende de tentoonstelling met een oproep tot vrede, en sociale en economische vooruitgang. Hij bedankte ook de meer dan vijftienduizend arbeiders en medewerkers die Expo 58 tot stand gebracht hadden.
In drie jaar tijd werden op het Brusselse Heizelpark van twee km2 iets meer dan honderdvijftig paviljoenen en gebouwen opgetrokken, met het Atomium als pronkstuk. De negen bollen beeldden een 165 miljard keer uitvergroot ijzerkristal uit. De constructie moest de Belgische staalindustrie promoten en de centrale plaats van de expositie worden. Oorspronkelijk was het niet de bedoeling dit Belgische symbool overeind te laten. Zijn populariteit besliste daar anders over.
Ook de verschillende internationale paviljoenen hadden veel bekijks. Stuk voor stuk hadden ze een voor die tijd hypermoderne en zelfs futuristische look. Het Amerikaanse paviljoen was het enige dat na de tentoonstelling niet afgebroken werd. Later is dit gebouw het Amerikaans Theater geworden. De koloniale afdeling bracht een belangrijk stuk Belgische geschiedenis op de tentoonstelling. Het besloeg zeven paviljoenen die in het teken stonden van de technische en menselijke vooruitgang. Daarnaast bevond zich een tropische tuin met middenin een replica van een Congolees dorp met… Congolese inwoners. De Congolezen waren niet de enige zwarte genodigden op de expo. Vijfenveertig jongens tussen negen en veertien traden zes maanden lang op in het paviljoen van de katholieke missies en kregen de naam ‘De troubadours van koning Boudewijn’. Hun beroemdste arrangement ‘Missa Luba’ werd op de stand van Philips opgenomen, een wereldhit kende daar zijn oorsprong.
Het kostenplaatje was gigantisch, maar was achteraf bekeken minstens recht evenredig met de opbrengsten. De wereldtentoonstelling had België op de wereldkaart gezet en dat was zelfs toen al onbetaalbaar. De expositie zorgde voor een Belgische golf van modernisme, optimisme en trots.