Personage:
Dokter Jean-Jacques Amy hielp vrouwen en verrichtte illegaal abortussen. Het kostte hem een veroordeling. In 1990 kwam een einde aan zijn strijd met de goedkeuring van de abortuswet.
De revolutie van Dokter Amy
Op 3 april 1990 keurde de Belgische Senaat de wet betreffende de zwangerschapsafbreking goed. De abortuswet werd met 102 ja-stemmen, 73 nee-stemmen en zeven onthoudingen aangenomen door de Kamer van Volksvertegenwoordigers en bijgevolg in het Belgisch Staatsblad opgenomen.
3 april 1990 –Wet betreffende de zwangerschapsafbreking, tot wijziging van de artikelen 348, 350, 351 en 352 van het Strafwetboek en tot opheffing van artikel 353 van hetzelfde Wetboek.
In naam van het Belgische Volk, Wij, in Raad verenigde Ministers, Gelet op het besluit van 3 april 1990, waarbij wordt vastgesteld dat de Koning zich in de onmogelijkheid bevindt om te regeren; Gelet op de artikelen 25, 69, 79, derde lid, en van 82 van de Grondwet; De Kamers hebben aangenomen en Wij, in Raad verenigde Ministers, bekrachtigen hetgeen volgt:
[…]Er is evenwel geen misdrijf wanneer de zwangere vrouw die door haar toestand in een noodsituatie verkeert, een geneesheer verzoekt haar zwangerschap af te breken en indien de zwangerschapsafbreking uitgevoerd wordt onder de volgende voorwaarden:
1° a. de zwangerschapsafbreking moet plaatsvinden voor het einde van de twaalfde week na de bevruchting;
b. de zwangerschapsafbreking moet onder medisch verantwoorde omstandigheden door een geneesheer worden verricht in een instelling voor gezondheidszorg waaraan een voorlichtingsdienst is verbonden die de zwangere vrouw opvangt en haar omstandig inlicht inzonderheid over de rechten, de bijstand en de voordelen, bij wet en decreet gewaarborgd aan gezinnen, aan de al dan niet gehuwde moeders en hun kinderen, alsook over de mogelijkheden om het kind dat geboren zal worden te laten adopteren; en die, op verzoek van de geneesheer of van de vrouw, haar hulp en raad geeft over de middelen waarop zij een beroep zal kunnen doen voor de oplossing van de psychologische en maatschappelijke problemen dewelke door haar toestand zijn ontstaan.
Het voorstel tot wetswijziging was er gekomen op initiatief van de senatoren Roger Lallemand (Parti Socialiste) en Lucienne Herman-Michielsens (Partij voor Vrijheid en Vooruitgang). Sinds die dag was abortus onder bepaalde voorwaarden, onder andere met toestemming van de vrouw en onder medisch verantwoorde omstandigheden, niet langer strafbaar. Toen de wet in de Kamer van Volksvertegenwoordigers goedgekeurd werd op 29 maart 1990, ontstond de abortuscrisis. Koning Boudewijn liet in een uitvoerige brief aan de toenmalige premier Wilfried Martens weten dat hij gewetensbezwaren had om de wet te bekrachtigen en het ontwerp dus niet kon ondertekenen. Een kanttekening bij deze weigering van de vrome Boudewijn: het was de vurigste wens van Boudewijn en Fabiola om samen kinderen te krijgen en daarmee de dynastie veilig te stellen. Zeven jaar proberen leverde hen veel verdriet en een handvol miskramen op. Toen koningin Fabiola de leeftijd van veertig naderde, werden ze gedwongen de hoop op te geven en voor altijd kinderloos te blijven. Een wet goedkeuren als deze, wrong bijgevolg langs alle kanten voor de diepgelovige koning. Om de instellingen toch te respecteren gaf de koning de regering te kennen dat hij hen de opdracht gaf om ervoor te zorgen dat de wet er ondanks zijn tegenkanting toch door kwam.
Martens riep in het grootste geheim zijn vicepremiers samen: Dehaene, Wathelet, Moureaux, Claes en Schiltz werden op de hoogte gebracht van het probleem. De volgende dagen trokken de ministers een voor een naar het paleis om de koning te overtuigen. Zonder succes. De angst dat de koning omwille van de abortuskwestie zou aftreden was groot. Een constitutionele crisis dreigde en dat mocht het volk niet ter ore komen. Het enige wat er op zat, was de koning op basis van artikel 82 van de Grondwet tijdelijk in de onmogelijkheid tot regeren verklaren. Kamer en Senaat keurde koning Boudewijns korte onmogelijkheid tot regeren goed. Net na middernacht vond de ministerraad plaats en werd de abortuswet getekend, bekrachtigd en afgekondigd.
Pas op 4 april, de dag nadien, kreeg de bevolking lucht van de hele crisis. In de vroege ochtend berichtte het radionieuws dat de koning geweigerd had de door het parlement goedgekeurde wet te ondertekenen en dat hij daarvoor tijdelijk in gebreke gesteld was om te regeren. Koningsgezinden en antiroyalisten gaven hun ongenoegen te kennen. Op 5 april stelden Kamer en Senaat snel het einde van de onmogelijkheid tot regeren door de koning vast. 245 parlementsleden keurden de beslissing goed, 93 onthielden zich, niemand stemde tegen. De wet kwam er en de koning mocht blijven.