Personage:
Ünal Sekmen werkte tot 1992 als mijnwerker. Met de sluiting van de mijn in Zolder kwam een einde aan een tijdperk. Ünal opende een reisbureau.
De laatste mijn
Het was de Belgische geoloog en mijnbouwkundige André Dumont die in 1901 de schat aan steenkool ontdekte in Limburg. Het gigantische steenkoolbekken was goed nieuws voor deze tot dan toe economisch zwakke regio. De steenkoolmijnen van Helchteren en Zolder waren de grootste met een gezamenlijke oppervlakte van 70 km. Rijke Belgische industriëlen zagen eind 1906 hun kans schoon en richtten via aandelen de uitbatingsmaatschappij Société Anonyme Charbonnages d’Helchteren et Zolder op. De steenkoolmijn van Zolder startte met de ontginning van steenkool in 1930. Er lag vooral vette steenkool die gebruikt werd in de zware staalindustrie in Luik en in de Borinage. Naast de vele Belgen werkten vooral migranten uit Centraal- en Zuid-Europa ondergronds. Voor deze laatsten bouwde de directie twee compacte woonwijken of cités: Mommenplas en Onder de Poort.
De arbeidsomstandigheden waren hard: acht uur aan een stuk werkten arbeiders er zich te pletter in de donkere en vochtige steenkoolmijnen. Er waren geen sanitaire voorzieningen, er was nauwelijks tijd om te eten en te drinken, het lawaai was oorverdovend en het werk was levensgevaarlijk. Zo bleek op acht augustus 1956, toen er brand uitbrak in de mijn Bois du Cazier in Marcinelle. Er vielen 262 slachtoffers, onder wie 136 Italianen en 95 Belgen. De grootste mijnramp uit de Belgische geschiedenis deed de gehele steenkoolindustrie even daveren. Talloze mijnwerkers riskeerden niet langer hun leven en gingen op zoek naar een andere job, Turkse en Marokkaanse mannen reisden af naar België om de leegte op te vullen. Ondanks de ramp, veranderde er nauwelijks iets aan de arbeidssituatie: het werk bleef hard en gevaarlijk, het loon aanzienlijk laag. Voor die gastarbeiders was dat niet anders. Alleen waren de werkomstandigheden in hun land van herkomst vaak nog erbarmelijker waardoor België het beloofde land leek. Volledige gezinnen zakten af naar België om in de mijn te komen werken en wonen. De mijn zorgde voor huizen, pleinen, scholen, kerken en ontspanning. De mijn was tegelijkertijd een industrie en een manier van leven.
In de jaren vijftig trad er voor het eerst concurrentie op. Goedkopere steenkool van overzee sijpelde ons land binnen, samen met de komst van aardolie en kernenergie. De steenkoolindustrie had het moeilijk om het hoofd boven water te houden. In 1964 fuseerden de mijnen van Houthalen en Zolder onder de koepel van de Generale Maatschappij van België. Een laatste stuiptrekking, zo bleek. De kolenexploitatie was onbetaalbaar geworden. In 1966 deed de steenkoolmijn van Zwartberg als eerste de deuren dicht. In de jaren tachtig leden de Kempense Steenkoolmijnen een verlies van vierhonderd miljoen euro, toentertijd zestien miljard Belgische frank, per jaar. De regering Martens zat met de handen in het haar. Uiteindelijk schakelden ze Thyl Gheyselinck, manager in een Portugese afdeling van de oliemaatschappij Shell, in als crisismanager. Hij zou de mijnen op een sociaal verantwoorde manier sluiten en een economisch stappenplan uitstippelen. De man kreeg een enveloppe met 2,5 miljard euro toegestopt om de ontslagvergoedingen aan de mijnwerkers uit te betalen, om de lopende bedrijfsverliezen op te vangen en om de economie herop te bouwen.
Gheyselinck liet er geen gras over groeien. De drie mijnzetels in het oosten waren minder rendabel dan die in het westen en moesten dus sneller sluiten. Waterschei ging als eerste dicht in 1987, Winterslag en Eisden volgden snel. Het lot van Beringen, Zolder en Houthalen-Helchteren was bezegeld. In vijf jaar tijd gingen ze een voor een onherroepelijk dicht. De steenkoolmijn van Zolder sloot uiteindelijk als laatste haar schachtdeuren op 30 september 1992. Het eindpunt van een niet te vermijden afbouw van de mijnindustrie in ons land. Ooit werkten er 44.000 arbeiders in de mijnen. Tegen 1992 stonden ze met meer dan 10.000 op straat. In de regio Zolder verloren drieduizend mensen hun job, een moeizame periode brak aan. Pas twintig jaar later, anno 2012, slaagde Zolder erin om deze economische opdoffer voorgoed te verteren.